Belpaire - werknemers

In een eerder artikel las u al hoe de zoon van Arthur Belpaire uit Roeselaere “een zaak in ijzer en ijzerwaren, en gereedschappen voor alle ambachten” uit de grond stampte in Sint-Niklaas.

Hieronder leest u het vervolg.

Van 1923 tot 1935 woonde Etienne Belpaire dus in de Aerschotstraat. In 1928 is zijn jongere broer André mee in de zaak gekomen, maar die samenwerking was van korte duur. André Belpaire stichtte al gauw zijn eigen zaak aan de Spoorweglaan. Oorspronkelijk was hij bedrijvig in elektrische motoren, maar later begon hij een aluminiumgieterij. Ook hier werd de traditie van metaalverwerking in stand gehouden.

Een jaar later, in 1929, kwam de jongste broer Jacques in het bedrijf. Meer en meer legden de twee broers nu de klemtoon op het ontwerp en de productie van eigen modellen. De gietijzeren stukken betrokken zij wel uit de grote gieterijen van Wallonië, maar in de eigen fabriek werd gechromeerd en geëmailleerd, effen of met decoratieve elementen. Het pronkstuk van de firma werd hun Leuvense stoof.

Een ooggetuige

Over de fabriek hadden wij een kort gesprekje met een buurtbewoner, André Wauman. Hij werd geboren in 1933 en als regelmatige bezoeker van ons buurthuis is hij een onschatbare bron van informatie over het verleden van de wijk. André ging naar school in de oefenschool, een afdeling van de Bisschoppelijke Normaalschool in de Kasteelstraat. Hij liep dus dagelijks voorbij de fabriek van Belpaire, waar nu de firma Sonitron gevestigd is, zo vertelt hij zelf.

De grote houten poort stond dikwijls open en de jongens in de straat gluurden wel eens naar binnen. In het typische fabrieksgebouw lag geen vloer; alles stond op de aangestampte aarde. Op dinsdag of woensdag - ik weet dat niet meer zo precies - werden de platen geperst voor de Leuvense stoven. Die pers werkte op oliedruk en haar kracht werd heel hoog geschat, maar nooit exact berekend. Telkens wij bij de poort kwa- men spiedden wij naar binnen. Zagen wij de pers omhoog gaan, dan konden wij met een gerust gemoed voorbij lopen. Ging zij echter net omlaag, dan sprongen wij omhoog om de schok niet te voelen die de neerslaande pers veroorzaakte.

André weet mij ook te vertellen dat Belpaire wereldfaam had verworven met het verchromen. “Dat gebeurde nooit op ijzer - want dat gaf geen goede hechting - maar altijd op koper of brons.”

Of hij ook nog mensen gekend had die bij Belpaire werkten? Noem het een slechte karaktertrek van mij, maar ik heb die vraag gesteld met het personeelsregister bij de hand. Volgens André was er een mijnheer Belpaire die altijd een “clochebroek” (pofbroek) droeg met bijpassende sportkousen. Van de werknemers herinnert hij zich niet veel maar als ik dan een paar van de oudste namen noem plakt hij er foutloos het beroep en de straat op. Eén keer geeft hij mij zelfs het huisnummer van de brave man; die blijkt dan zijn bloedeigen nonkel Frans te zijn.

Hij herinnert zich nog de meestergast Aloïs De Vriendt, uit de Mispelstraat (°1899) die in 1922 in het bedrijf kwam. Omer Vijlders uit de Passtraat is er een jaar leerjongen geweest tijdens de (2de) oorlog. Omer (Homerus) Smolenaers uit de Mispelstraat begon ook als leer- jongen. August Bauwens, ook al uit de Mispelstraat, was bokser, en volgens André een heel toffe vent. Geen onmogelijke combinatie, maar niet vanzelfsprekend! Tot slot was er dus zijn oom, Frans Christiaens, uit de Plezantstraat; hij staat in het register als plaatbewerker en stond inderdaad aan de bewuste zware pers.

Afscheid van de buurt

In 1953 richtten de broers een nieuwe PVBA op: E. & J. Belpaire, en een paar jaar later verlieten zij het fabriekspand om zich in Waasmunster te

vestigen (wijk Hei- ken). De oude kolenkachels waren minder gevraagd (hoewel de “continu” nog wel een paar decennia stand hield) en de zaakvoerders begonnen met de verkoop van gasfornuizen. Zij importeerden die uit Italië (Indesit, en later Zanussi) en verkochten ze onder hun eigen label “Belpaire”. In de vroege jaren zestig leverden zij op die manier ook koelkasten, wasmachines en vaatwasmachines af. Tien jaar later besefte Etienne -zijn broer Jacques was in 1960 overleden- dat hij met het bedrijf niet meer verder kon. Twee grote klanten waren failliet gegaan en hadden bij Belpaire een grote schuld nagelaten. Tot overmaat van ramp wilden de Italiaanse leveranciers niet meer onder licentie leveren, en brachten zij hun toestellen zelf op de Belgische markt. Op 28 februari 1971 kregen de werknemers hun ontslag. De vennootschap werd nog enkele jaren in stand gehouden om de gebouwen te beheren, maar in 1979 werd zij definitief ontbonden. Zo eindigde de geschiedenis van een gekend Belgisch merk met wortels in onze buurt.

Rudi Carmeliet

Foto: het personeel van Belpaire poseert in 1952 (Foto familie Poppe-Beplaire)